Inheemse slangensoorten
In ons land hebben we inheemse 3 slangensoorten die hier van nature voorkomen: de onopvallende gladde slang die we in heidegebieden kunnen tegenkomen, de gevlekte ringslang die sinds enkele jaren zich terug voortplant in Limburg en de adder, die we in Vlaanderen enkel nog maar tegenkomen in een handvol gebieden in het Antwerpse. En dan is er nog de Chinese prachtslang, een exotische soort.
Slangen hebben een slechte reputatie, maar in onze streken is er gelukkig geen reden tot panier. De gladde slang en ringslang zijn sowieso ongevaarlijk. De adder daarentegen kan in theorie gevaarlijk zijn, het is immers een gifslang. In de praktijk zijn adders echter zo schuw en zo extreem zeldzaam, dat de kans om gebeten te worden bijna onbestaande is.
1. De gevlekte ringslang (Natrix helvetica)
De ringslang blijft nog altijd zeldzaam bij ons, maar het is wel de meest voorkomende soort. De twee gele vlekken net achter de kop lijken wat op een ring, vandaar de naam ringslang. De schubben zijn gekield, er loopt een streepje in de lengterichting van elke schub. Ringslangen kunnen tot 1.20m groot worden, en dat maakt hen tot de grootste slang die we in onze streken kunnen tegenkomen.
Watergebonden
De ringslang is, in tegenstelling tot de adder en gladde slang, watergebonden. In en langs het water gaat hij voornamelijk op zoek naar amfibieën zoals kikkers en salamanders. Hij vangt de prooi, houdt die met zijn scherpe tandjes vast, en met die tandjes trekt hij de prooi als het ware naar binnen. Hij gaat zijn prooi niet eerst wurgen, zoals vele wurgslangen doen. De ringslang heeft wel giftanden en een zwak gif, maar voor de mens is hij totaal ongevaarlijk.
Broedhopen
Ringslangen houden een winterslaap, vaak onder takkenhopen. In natuurgebieden worden er dan ook takkenhopen aangelegd die extra mogelijkheden bieden. Na de winterslaap, meestal in april, gaan de vrouwtjes een 20-tal eieren afleggen. Die leggen ze in speciaal hiervoor aangelegde broedhopen of composthopen. Die broedhopen zijn stapels plantaardig materiaal, en binnenin de hopen kan het door het rottingsproces erg warm worden. Van deze warmte maakt het ringslangvrouwtje gebruik om haar eieren te laten uitbroeden. De temperatuur hierin kan hoog oplopen, en zorgt er op die manier voor dat de eieren worden uitgebroed.
Gedurende 6-8 weken moeten de eieren een temperatuur hebben van 28-30 graden, én ze moeten voldoende vochtig zijn. Er zijn dus een aantal voorwaarden waaraan voldaan moeten zijn om een nest succesvol te laten uitkomen.
Totaal ongevaarlijk!
Kom je een ringslang tegen, dan zal hij zich zo snel mogelijk uit de voeten proberen te maken. Maar pak je hem toch vast, dan doet hij meestal onmiddellijk zijn behoefte en scheidt hij een enorm stinkende stof af die pas na erg vaak wassen van je handen afgaat. Bijten zal hij nooit doen. In uiterste nood kan hij ook doen alsof hij dood is, om zo te ontsnappen aan roofdieren. Tijdens die ‘schijndood’ kan hij zijn tong uit zijn bek laten hangen, en draaien zijn pupillen weg.
2. Gladde slang (Coronella austriaca)
De gladdeslang kan je in Vlaanderen eigenlijk alleen maar tegenkomen in de Antwerpse en Limburgse heidegebieden. De slang is niet giftig, maar kan wel agressief uithalen als hij teveel wordt verstoord. De gladde slang dankt zijn naam aan het feit dat het schubbenpatroon letterlijk glad is. De schubben zijn niet gekield, zoals bij de ringslang en de adder. Er zit dus geen streepje op elke schub.
Droog is belangrijk!
In tegenstelling tot de ringslang is de gladde slang helemaal niet watergebonden. Integendeel, hij is vooral te vinden op droge, zandige (heide-) terreinen. Die zijn er bij ons niet zoveel meer te vinden, dus ook het verspreidingsgebied van de gladde slang blijft beperkt tot de Antwerpse en Limburgse heidegebieden.
Hun voedsel bestaat uit kleine knaagdieren, en af en toe kleine nestjongen van grondbroeders. Jonge slangen die gaan zich vooral tegoed doen aan hagedissen.
Voortplanting
In april ontwaken gladde slangen uit hun winterslaap en gaan dan op zoek naar hun zomergebieden, en daar proberen ze zo snel mogelijk te paren. Gladde slangen zijn eierlevendbarend, wat wil zeggen dat het vrouwtje de eieren in haar eigen lichaam bebroedt. Het vrouwtje heeft dan veel warmte nodig in de periode dat de eieren in haar lichaam zitten, zodat de embryo’s zich goed kunnen ontwikkelen. Als je in de zomer een gladde slang ziet zonnen, is de kans dus groot dat dit een vrouwtje is die ligt te zonnen.
Rond half augustus-begin september worden dan de jongen geboren.
3. De adder (Vipera berus)
De adder is de enige gifslang die in ons land voorkomt. Schrik moeten we er echter niet van hebben. Deze soort is zo zeldzaam geworden, én zo moeilijk te spotten, dat de kans dat je hem te zien krijgt al echt klein is. Kans om gebeten te worden is er al helemaal niet, tenzij je natuurlijk actief probeert om het dier te vangen. In Vlaanderen kan je hem maar in enkele Antwerpse heidegebieden tegenkomen. De grootste populatie bevindt zich in het militair domein ‘Groot Schietveld’ in Brecht, Wuustwezel.
Zigzag
De adder heeft een typisch zigzagpatroon op zijn rug, oranje ogen en verticale pupillen. Heel erg groot worden ze niet. Meestal worden ze niet groter dan ongeveer 70cm. Net zoals de gladde slang zijn hun schubben ook gekield, doorheen de schubben loopt een streepje dat je ook op de vervellingen kan terugvinden
Hoe giftig zijn adders?
Adders hebben soms een nogal kwade reputatie, maar door hun zeldzaamheid én hun schuwheid verdienen ze die eigenlijk niet. Als de adder ook maar enigszins kan, zal hij mensen altijd uit de weg gaan. In België zijn er gemiddeld jaarlijks een 5-tal mensen die gebeten worden. Ongeveer de helft heeft enkel maar lokale symptomen. In 30% van de gevallen zijn er wat ergere vergiftigingsverschijnselen. Een dodelijk ongeval is er al decennialang niet gevallen in ons land. Bovendien wordt er ook vaak ‘droog’ gebeten. Dit wil zeggen dat de slang bij bedreiging wel bijt, maar geen gif injecteert. Slangengif is immers een erg complexe mix van proteïnen, en dit produceren kost een slang erg veel kostbare energie. Alleen in uiterste noodzaak zal een slang daarom effectief gif injecteren.
Maar als er dan toch gif wordt geïnjecteert, zelfs een klein beetje, is de beet wel erg pijnlijk. De wonde kan gaan zwellen, er kan misselijkheid optreden, verhoogde bloeddruk, braakneigingen,… In het meest extreme geval kunnen shock en inwendige bloedingen voorkomen.
Als je gebeten wordt, is het belangrijk dat je rustig blijft, de wonde goed ontsmet en alles wat kan spannen (ringen, armbanden) zo snel mogelijk verwijdert. Je omzwachteld de wonde met een rekverband, maar belangrijk is dat de bloeddoorstroming niet wordt afgesnoerd. In het ziekenhuis zal uiteindelijk worden nagegaan of het nodig is om antigif toe te dienen. Meer informatie vind je hier.
4. De Chinese prachtslang of Taïwanese rattenslang (Elaphe taeniura taeniura)
De naam doet het al vermoeden, deze Aziatische slangensoort hoort hier eigenlijk niet thuis. En veelvoorkomend is hij ook niet, je kan hem enkel tegenkomen in de kabelgoten langs het spoorweg in de omgeving van Hasselt.
Het verhaal begint in 2006. Toen werd door het Natuurhulpcentrum een Taïwanese rattenslang opgehaald in Kuringen. Niet zo bijzonder, er komen continu meldingen binnen over ontsnapte reptielen. Maar de jaren daaropvolgend bleven er waarnemingen binnenkomen van dezelfde soort in dezelfde regio. Zelf ben ik er gaan ophalen in Kuringen en Hasselt. Eén slang bevond zich bijvoorbeeld onder een palet met klinkers, een andere zorgde voor meer paniek toen het dier zich op de eerste verdieping van een appartementsblok schuilhield. Aangezien de eigenares zichzelf had ‘opgesloten’ op het terras en niet meer doorheen haar appartement durfde gaan om voor ons de deur te komen opendoen, en de dochter werd verboden een voet uit haar kamer te zetten zolang de slang binnen was, moesten we door het opstapelen van vuilnisbakken op het terras klimmen, om zo de slang te zoeken die zich uiteindelijk schuilhield in de schoenenkast…
Huisdieren
Reptielen worden erg vaak als huisdier gehouden, en ongeveer elke soort die als huisdier wordt gehouden, ontsnapt weleens. Een ontsnapt reptiel heeft meestal niet veel kans om lang te overleven. In de zomer houden ze het misschien nog wel even vol. De temperaturen zijn dan hoog, en slangen kunnen makkelijk enkele weken zonder voedsel. Wanneer de temperaturen beginnen te zakken, krijgen ze het echter moeilijk. Ook deze populatie Chinese prachtslangen is waarschijnlijk afkomstig uit enkele dieren die ontsnapten (of moedwillig werden vrijgelaten) bij een particulier of een nabijgelegen bekende reptielenzaak.
Spoorwegberm
Na ontsnapping vonden de slangen (of de enkele zwagere slang) al snel de weg naar de spoorwegberm. Parallel met het spoor lopen kabelgoten. Die goten, en de stenen langs het spoor, bieden enerzijds veel warmte, ook tijdens koudere periodes, en voldoende schuilmogelijkheden voor zowel de slangen als muizen, hun favoriete prooi.
Maar naast schuilmogelijkheden en voedselvoorziening, is de locatie blijkbaar ook goed genoeg voor hun voortplanting. In 2015, toen kropen er al minstens 9 jaar prachtslangen rond, kregen we voor het eerst in het Natuurhulpcentrum jonge slangen binnen. Het vermoeden was er al, maar dit was het eerste zwart op wit bewijs van voortplanting van de Chinese prachtslang.
Een jaar later, in 2016, werd zelfs een nest van 6 eieren gevonden tussen de warme stenen. In totaal moesten we met het Natuurhulpcentrum al een twintigtal keren uitrijden om deze slangen te vangen, maar het is duidelijk dat er zich ondertussen een echte populatie heeft gevestigd. Het INBO (Instituut voor Natuur en Bosonderzoek) volgt de populatie ook op.
Op 25 april 2023 werd bijvoorbeeld nog een zoektocht ondernomen, en werden er op een klein stukje spoorwegbedding maar lieft 18 dieren gevonden, waaronder een groot exemplaar met een lengte van maar liefst 1.73m en een gewicht van 850 gram.
Het is duidelijk dat deze slang lokaal wel een blijver zal zijn. Door zijn grootte en felle kleuren zal hij ongetwijfeld nog weleens voor paniek zorgen, maar eigenlijk is dit voor niets nodig. Chinese prachtslangen zijn totaal ongevaarlijk. Maar opvolging is wel belangrijk. Andere exotische soorten hebben al bewezen dat uitheemse soorten soms erg nadelige gevolgen kunnen hebben voor inheemse natuur. Of de aanwezigheid van deze slangensoort nadelig is, en wat de gevolgen dan precies zouden zijn, is nog niet geweten. Maar beter voorkomen dan genezen, dus daarom vangt het INBO de ontdekte slangen ook weg.