Projecten
Expeditie Ecuador
Op expeditie in de ongerepte jungle van Yasuni National Park, en de uitgestrekte Andes in het mysterieuze Llanganates-gebergte.
Expeditie Ecuador – Een inleiding
In augustus 2010 werd op CANVAS een 3-delige reportagereeks uitgezonden over een expeditie in het regenwoud van Guyana. Bedoeling van de expeditie was om zoveel mogelijk nieuwe diersoorten te ontdekken, en zo de belangrijkheid van het woud te onderstrepen in de hoop dat op die manier een betere bescherming verkregen werd.
Omdat ik zo onder de indruk was van de biodiversiteit, begon ik op internet te zoeken of het niet mogelijk was zelf ook het Guyaanse regenwoud te gaan verkennen. Tijdens die zoektocht stootte ik op een kleine advertentie waarbij er gezocht werd naar mensen die interesse hadden in een expeditie naar een onbekend gebied in Ecuador. Veel meer informatie werd niet gegeven, maar ik stuurde een mailtje naar Jacki-Hill Murphy, die de advertentie geplaatst had, dat ik misschien interesse had om mee te gaan en graag wat meer info kreeg.
Al heel snel kreeg ik een antwoord. Bedoeling van de expeditie was om op zoek te gaan naar het goud van Valverde in het Llanganatesgebergte. Dit gebergte is erg onherbergzaam, en nog een blinde vlek op vele stafkaarten. Volgens de legende zou hier nog altijd een oude lncaschat verborgen liggen, en wij zouden onze eigen route uitstippelen, gebaseerd op de route die vroegere schattenjagers gevolgd hadden.
Uiteraard beseften we allemaal dat de kans nihil was dat we de schat effectief zouden vinden, maar de grote uitdaging vormde de onherbergzaamheid, het klimaat en de omgeving van de Llanganates. Nog maar weinig mensen hebben dit gebied bezocht en er is amper onderzoek gedaan naar de biodiversiteit. Ik zou meegaan als bioloog om een inventarisatie te maken van de dieren die we zouden tegenkomen, iemand anders was dan weer een kenner van de oude Inca’s, Ken Hames, een bekende BBC-documentairemaker, zou meegaan als survivalspecialist en expeditieleider, en zo had iedereen wel zijn eigen specialiteit.
De kans bestond erin dat een TV-ploeg zou meegaan, maar dit ging uiteindelijk niet door. Jacki, die zelf een klein productiehuisje heeft dat vooral grote feesten en expedities filmt, zou wel alles filmen om er misschien achteraf een documentaire van te maken.
Het concept leek geweldig, en daarom besliste ik om er voor te gaan. Iedereen moest een voorstellingsfilmpje maken, en in februari 2011 werd een trainingsweekend georganiseerd. Dit weekend was erg belangrijk, aangezien het doorging in het koude en natte gebergte in Wales, van klimaat een beetje vergelijkbaar met het Llanganatesgebergte.
Uiteindelijk haakten verschillende deelnemers na het Wales-weekendje af, vooral omwille van fysieke en/of financiële redenen. Ken, Jacki, Jaime en David waren de enigen van de oorspronkelijke groep die uiteindelijk naar Ecuador zijn gegaan.
Omdat er verschillende plaatsten waren vrijgekomen, had ik gevraagd of Brecht Engelen, een bevriende bioloog en ook natuurfotograaf, zin had om mee op avontuur te gaan. Hij zag dit gelukkig direct zitten, dus waren we met twee Belgen.
Na heel veel opzoekwerk door Ken en Jacki bleek dat een maand in de Llanganates eigenlijk onmogelijk zou zijn met de middelen die wij hadden. Daarom dat het concept nog wat veranderd werd. Bedoeling was dat we drie weken naar het hooggebergte gingen: de helft in de Llanganates, de andere helft in het Sangay National Park.
Brecht en ik vonden deze periode toch vrij kort, daarom beslisten we om een week eerder te vertrekken om wat tijd door te brengen in het Yasuni National Park in de Ecuadoriaanse amazone, zodat onze expeditie uit 3 grote delen zou bestaan.
Vlak voor ons vertrek verscheen er in Het Laatste Nieuws een klein artikeltje over onze expeditie, waarna verschillende media volgden: we kwamen in ongeveer alle Vlaamse kranten, mochten op bezoek bij Marcel Vanthilt in “Villa Vanthilt” en het nieuws van TV Limburg besteedde ook aandacht aan onze zoektocht naar het goud. Tijdens de expeditie hielden we een blog bij die druk bekeken werd, en waarvan zelfs delen in de kranten werden overgenomen!
14 augustus – Het vertrek
Vandaag begon de reis waar Brecht en ik zo lang naar hadden uitgekeken, eindelijk vertrokken we op onze Ecuador-expeditie! Omdat we eerst naar Atlanta vlogen moesten we al om half 7 ’s morgens vertrekken naar Zaventem. Daar vertrok het vliegtuig om 10u30, om 7u later, 14u20 lokale tijd, aan te komen in Amerika. De wachttijd van enkele uren gebruikten we om wat te eten en de luchthaven te verkennen, en om 17u45 stegen we op richting Quito waar we uiteindelijk om 22u10 aankwamen.
Omdat we heel wat materiaal voor het koude Andesgebergte niet konden gebruiken in de jungle, hadden we op voorhand contact opgenomen met een hotelletje vlakbij de luchthaven waar we ons overtollig materiaal konden stockeren tot we terug waren van het Yasuni National Park. Om 6u20 namen we een klein vliegtuigje naar Coca Airport. Direct na het opstijgen in Quito zagen we al de enorme bergtoppen van de Andes door het wolkendek breken!
Naarmate we richting de jungle vlogen, zagen we vanuit het vliegtuig op sommige plaatsen duidelijk de gevolgen van de ontbossing van het regenwoud. Hier en daar waren grote stukken bos weggekapt en ingeruild voor kleine dorpjes. Een triestig zicht soms, maar een logisch gevolg van de bevolkingstoename! Vanuit Coca ging het per taxi tot aan de Napo-rivier in Pompeya, een dorpje aan de rand van de Ecuadoriaanse Amazone. Hier bracht een motorboot ons naar de overkant van de rivier, waar we werden opgewacht door iemand van het Yasuni Research Station (YRS). Vandaar vertrok de laatste etappe door het prachtige regenwoud tot aan het YRS, wat onze uitvalsbasis zou worden voor de komende week. Onderweg zagen we verschillende wegbuizerds (Buteo magnirostris). Zoals de naam al doet vermoeden, zitten deze kleine roofvogels bijna altijd naast de weg. Op een opengekapt stuk gras graasde een schuw rood spieshert (Mazama americana), dat toen het ons opmerkte direct terug de veiligheid van het woud opzocht. Na anderhalf uur kwamen we dan eindelijk aan, zodat we in totaal 36u onderweg waren geweest!
In het centrum maakten we kennis met David en Pablo. Zij zijn beide bioloog en runnen het Yasuni Research Station. Het centrum is één van de twee onderzoekscentra in het nationaal park, en wordt voornamelijk bezocht door biologen die de biodiversiteit van het regenwoud willen onderzoeken. Het grote voordeel is dat er in de omgeving verschillende trajecten (heel smalle bospaadjes) zijn gemaakt, die wij kunnen gebruiken om kennis te maken met het regenwoud. Onze bedoeling is om dagelijks deze verschillende trajecten te volgen, in de hoop een grote verscheidenheid aan dieren en planten te kunnen observeren en eventueel fotograferen.
15 augustus – Eerste dag in de jungle
Na het uitladen van de bagage konden we de omgeving al direct verkennen door een stevige wandeling te maken langs de oever van de Tiputini, die langs het onderzoekscentrum stroomt. Deze rivier is een zijrivier van de Napo, en die is dan weer een zijtak van de Amazone. We gaven onze ogen en oren de kost: een prachtige plantenwereld, met op de achtergrond een orkest van vogel- en insectengeluiden. We zagen prachtige vlinders en motten, waaronder de grote green-banded urania (Uarnia leilus) en andere veelgekleurde soorten. Rond kleine waterplasjes op de grond zijn vaak grote groepen vlinders te zien, die zich waarschijnlijk voeden met de door het water afgezette mineralen rond het plasje.
Rond het YRS vlogen prachtige zwart-rood gekleurde zwartmaskertanagers (Ramphocelus nigrogularis) rond. Tanagers, er bestaan een 240 soorten, komen enkel in Zuid-Amerika voor en zijn meestal bontgekleurd. In de struiken waren continu groepjes kleine ani’s (Crotophaga ani), familie van de koekoek, naar voedsel aan het zoeken.
Wat ons ook onmiddellijk opviel waren de talloze mieren- en termietensoorten die we zagen. Toevallig was een week voor ons een ploeg van National Geographic in het YRS neergestreken om hierover een documentaire te draaien. Zo zat aan de basis van een enorme woudreus een groep van duizenden mieren aaneengeklit, onder palmbladeren hingen termietennesten,…
Tijdens ons avondeten maakten we kennis met een Amerikaanse student die drie maanden in Yasuni bleef om onderzoek te doen naar een kleine kikkersoort. Omdat we doodmoe waren van de lange reis was de eerste kennismaking van korte duur en gingen we slapen.
16 augustus – Op verkenning in de jungle
Goed uitgerust verlieten we onze slaapkamers om te gaan ontbijten, en net boven mijn deur zat een gigantische vogelspin (Avicularia sp.)! Vanaf dan zagen we het beest hier overdag altijd zitten, en ’s avonds verdween het weer tussen de balken van het plafond. We besloten om vandaag heel de dag op pad te gaan en 2 transecten te volgen in het regenwoud. Eén van de meest opvallende vogels die we geregeld tegenkwamen gedurende heel onze trip waren geelbuikbuidelspreeuwen (Cacicus cela). Hun nesten, zakvormige structuren die hangen aan de uiteinden van takken, zagen we ook veel. In een enkele boom kunnen soms meer dan 100 nesten hangen, en heel vaak hangt in dezelfde boom ook een wespennest. Deze wespen zorgen voor bescherming tegen toekans en roofvogels, en de vrouwtjes voeren competitie om zo dicht mogelijk bij dit wespennest hun jongen groot te brengen. Nog een vogel die liefst zo dicht mogelijk bij wespen en bijen komt, maar dan om ze op te eten, was de roodkeelcaracara (lbycter americanus). Deze vogel hoorden we roepen, maar konden we pas na lang zoeken ook echt te zien krijgen. Ze komen aan hun prooien door de nesten open te breken, en raar genoeg lijken ze nooit gestoken te worden, wat de indruk wekt dat ze een soort van natuurlijk insectenwerend middel dragen.
Voor de eerste maal zagen we ook de typische toekan, de roodsnaveltoekan (Ramphastos tucanus), een prachtig gekleurde vogel met een enorme, maar vederlichte snavel.
Een jonge woudschildpad (Geochelone denticulata) belandde net niet onder onze voeten bij het oversteken van een bospad. Deze soort krijgt als volwassen dier een bijna volledig zwart schild. Andere schildpadden die we heel vaak zagen zonnen op uit het water stekende takken waren zwarte moerasschildpadden (Podocnemis unifilis) en arrauschildpadden (Podocnemis expansa), die hun rust continu moeten onderbreken door zwermen vlinders die aangetrokken worden door de mineralen op de huid van de schildpadden. De aurraschildpadden zijn de grootste Zuid-Amerikaanse moerasschildpadden en de vrouwtjes kunnen tot maar liefst 80cm groot worden.
Naast het paadje lag op een gegeven moment een gigantische omgevallen boom, die volledig was uitgehold. Omdat ik dacht dat dit wel interessant zou kunnen zijn kroop ik in de boom, en plots hing voor mij een enorme zweepspin (Heterophrynus cf cervinus). Hoewel deze spinnen niet giftig zijn kunnen ze toch flink bijten, dus ben ik maar voorzichtig teruggekropen … De voorste poten worden door dit dier trouwens niet gebruikt voor de voortbeweging, maar staan vol receptoren en worden als voelsprieten gebruikt om prooien te detecteren in hun donkere leefgebieden, zoals bomen of grotten. Her en der zijn echte woudreuzen te zien. Deze kapokbomen (Ceiba pentandra) zijn met hun 3m doorsnede enorm, en worden tot 60-70m hoog. Rond de zaaddoosjes van de boom zitten witte, katoenachtige vezels die soms worden gebruikt als vulling in matrassen of kussens.
Continu hoorden we het geluid van cicades. Hen te zien krijgen was echter veel moeilijker. De enige maal dat we er een zagen, was toen een geelsnavelglansvogel (Galbula albirostris) een cicade aan het verorberen was. Van deze vogel kon Brecht enkele mooie foto’s maken. Ook heel bizar was een tegen een boom hangende mot, bezaaid met vreemde structuren. Eerst dachten we dat dit normaal was, maar achteraf zag Brecht op de foto’s dat het eigenlijk een door een entomopathogene schimmel gedode mot was! Deze schimmels vormen sporen die op de huid van een insect terechtkomen. De sporen dringen in de huid en vormen structuren die uiteindelijk naar buiten groeien, waaraan de dieren sterven. Gelijkaardige schimmels worden trouwens gebruikt bij de bestrijding van schadelijke insecten.
Eén van de indrukwekkendste insecten die we vandaag zagen was de befaamde kogelmier (Paraponera clavata), zo genoemd omdat zijn beet even pijn zou doen als de inslag van een kogel… In sommige culturen wordt een handschoen van gras geweven, met tussen het weefsel deze mieren. Als inwijdingsritueel moeten de jongeren een tijdje een handschoen dragen, om hun “man worden” te verdienen.
Zoogdieren zijn heel moeilijk te ontdekken. In de eerste plaats natuurlijk omdat ze erg schuw zijn, maar ook omdat veel soorten vooral ’s nachts actief zijn. Om toch een glimp van deze dieren op te vangen hebben we trailcamera’s opgehangen. De eerste nacht dat we een camera ophingen hadden we al direct prijs met filmbeelden van een Peruaanse witnekeekhoorn (Sciurus igniventris) en een zuidelijke opossum (Didelphis marsupialis), die gelokt werd door parfum die we op een boom gespoten hadden. Deze dieren zien er uit als grote ratten, maar zijn eigenlijk buideldieren. Speciaal aan hen is dat ze zich voor dood houden als ze zich bedreigd voelen (“playing opossum”), waarbij ze op hun zijkant gaan liggen en mond en ogen geopend houden. Ze kunnen tot tien jongen per worp krijgen, en elk jong is bij de geboorte maar 1cm groot!
Om zoogdieren of andere nachtdieren, ook “live” te zien, besloten we ’s nachts te gaan spotlighten. Vanaf de hoofdweg schenen we in de bomen en struiken, in de hoop oplichtende oogjes te kunnen ontdekken. Niet zonder resultaat, want na een uurtje schijnen vond Brecht een tweekleurig grijpstaartstekelvarken (Coendou bicolor), rustend in een liaan.
We zagen ook een tuinboa (Corallus hortulanus), verschillende kikkers, héél veel spinnen en enkele pauraques (Nyctidromus albicollis), een soort nachtzwaluw.
17 augustus 2011 – Waoroni-gids
Om wat meer over het regenwoud te weten te komen, konden we via David, hoofd van het YRS, een Waoronigids inhuren. Ook al kon de gids geen woord Engels, toch lukte het wel om ons met handen en voeten verstaanbaar te maken. Brecht was vooral geïnteresseerd in de kikkersoorten die we tegenkwamen. We besteedden dan ook heel wat tijd om kikkertjes te vinden door langzaam door de gevallen bladeren te wandelen om wegspringende kikkers tijdig te ontdekken. Met succes trouwens. Sommige soorten waren heel mooi gekleurd, zoals de Allobates zaparo, een kikkertje met een roodgespikkelde rug en blauwe onderkant. Deze kleine kikker is niet giftig, maar lijkt sprekend op de wel giftige Ameerega bilinguis, en schrikt op die manier roofdieren af.
De gids nam ons ook mee naar een 30m hoge uitkijktoren, gebouwd door een olieontginningsbedrijf, midden in de jungle. Via een lange ladder konden we helemaal tot boven klimmen, en van daaruit hadden we een geweldig zicht over het regenwoud. De toren stak net boven het bladerdek uit, en hier en daar waren enkele hoog uitstekende woudreuzen te zien. Nu we zo hoog stonden, konden we duidelijk zien dat zich in de kruinen van de bomen echte tuinen bevinden, boordevol met orchideeën, varens en mossen. Deze kruinen vormen eigenlijk een heel apart en onbekend ecosysteem. Omdat ik van dit alles zo onder de indruk was, nam ik mij voor om toch minstens 1 nacht op de toren te blijven slapen. Vanuit de toren konden we een prachtig gekleurde zwartstaarttityra (Tityra cayana) zien zitten, een typische in de boomkruinen levende vogel.
We zagen tijdens de verdere wandeling nog een Spix jakohoen (Penelope jacquacu) bessen plukken.
Af en toe begon het kort, maar heel hevig te regenen, en in minder dan een minuut tijd maakte de gids een afdakje met palmbladeren die hij met zijn machete afkapte, waardoor we toch droog bleven.
’s Avonds maakte we kennis met een biologie-professor van de universiteit van New Orleans. Hij kwam naar het Yasuni Research Station om na te gaan of hij hier in de toekomst met biologiestudenten naartoe kon komen om kleine onderzoekjes te doen. Hij zei dat hij erg onder de indruk was en nog nooit een centrum was tegengekomen, zo diep in de jungle, waar de faciliteiten toch zo goed waren.
We zijn onze opgehangen trailcamera ook nog gaan bekijken, en daar hadden we dit keer een leuk groepje halsbandpekari’s (Pecari tajacu) mee kunnen filmen. Deze kleine zwijntjes kunnen in groepen van tot 50 dieren leven, en doorkruisen het regenwoud op zoek naar voedsel. Je zag duidelijk dat het mannetje voorop liep om alles te verkennen, en daarna volgden de vrouwtjes en jonge dieren.
.
18 augustus 2011 – Boottocht
Hoewel we al heel veel mooie waarnemingen hadden gedaan, was het vandaag toch een echte topdag. ’s Morgens vroeg, op weg naar het ontbijt, stonden we plots oog in oog met een volwassen moedertapir (Tapirus terrestris) met jong! Beiden waren supertam en heel benaderbaar, en waren aan het eten van door de kok klaargelegde groenten en fruit. Nu bleek dat jagers enkele jaren geleden de moeder van deze moedertapir hadden doodgeschoten, waarna de jagers het jonge dier meenamen. Bij de Waoroni gelooft men dat een overleden persoon reïncarneert in een dier, en in de periode dat men de jonge tapir aan het grootbrengen was, verdronk een jong meisje in de Tiputinirivier. Vanaf toen beschouwde men het tapirjong als de reïncarnatie van het meisje. Af en toe spoot men wat verf op één van de poten, zodat men wist dat dit dier zeker niet geschoten mocht worden. Nu, enkele jaren later, had de tapir zelf een jong gekregen en kwam het nog geregeld naar het centrum.
Vanaf toen beschouwde men het tapirjong als de reïncarnatie van het meisje. Af en toe spoot men wat verf op één van de poten, zodat men wist dat dit dier zeker niet geschoten mocht worden. Nu, enkele jaren later, had de tapir zelf een jong gekregen en kwam het nog geregeld naar het centrum.
Na het ontbijt zijn we vertrokken voor een boottocht met een gemotoriseerde kano stroomafwaarts over de Tiputinirivier, samen met 2 Waoroni, Pablo van het onderzoekscentrum en de professor van New Orleans. Gedurende twee uur volgden we de rivier stroomafwaarts. Het was duidelijk dat de Tiputini sterke niveauschommelingen kent, want aan de oever zagen we duidelijk de gelaagde structuur van de ondergrond, gevormd door bladeren en slib.
Onderweg zagen we verschillende groene ijsvogels (Chloroceryle americana), een vinpootfuutkoet (Heliornis fulica) en heel wat andere vogels. Vanop een uitstekende tak vloog voor ons een zwarte arendbuizerd (Buteogallus urubitinga) op en verdween in het woud. Hoogtepunt van de heenvaart vond ik een eenzaam doodshoofdaapje (Saimiri sciureus) dat in de boomtoppen langs het water op zoek was naar insecten. Dit was een soort die echt op mijn verlanglijstje stond, dus ik was tevreden. Ook een roodkeelcaracara (lbycter americanus) konden we vanuit de boot mooi zien. Tijdens onze tocht vertelden de gidsen ons dat we zeker nooit in de rivier mochten zwemmen door de aanwezigheid van stekelroggen die, wanneer je erop stapt, een extreem pijnlijke, soms zelfs dodelijke steek geven.
Na 2 uur varen stapten we uit om een half uur durend tochtje te maken in het regenwoud tot aan een kleine plas stilstaand water. In de loop der jaren hebben zich hier heel wat mineralen opgestapeld, en dit trekt dan weer veel dieren aan.
Overal hoorden we parkieten, en boven ons keek een groepje rode brulapen (Alouatta seniculus) ons nieuwsgierig aan. Een van de brulapen was zelfs een moeder met een jong vastgeklampt op haar rug.
Ook zagen we een koppel goudmanteltamarins (Saguinus tripartitus) die dankzij de imitatie van hun geluid door onze gidsen een tijdje rond ons bleven hangen. In de dichte omgeving van de waterplas was het regenwoud ook veel vochtiger, en hing er overal mos aan de planten wat een echt microhabitat creëerde.
Tijdens de terugtocht zagen we 2 grote vogels zitten in een woudreus naast de oever. Het bleken 2 geelvleugelara’s (Ara macao) te zijn, waardoor een van mijn dromen eindelijk in vervulling is gegaan. Al van kleinsaf ben ik een enorme papegaaienliefhebber, dus vond ik het geweldig om deze prachtige vogels hier in het wild te zien!
Ook leuk waren de slangenhalsvogels (Anhinga anhinga) die net als aalscholvers zich in de zon laten drogen, met hun vleugels en staartveren wijd opengespreid.
Het viel ons tijdens de boottocht op dat we maar heel af en toe schildpadden zagen zonnen. Volgens Pablo zijn er enkele mensen van de lokale stam die systematisch de schildpadeieren roven die begraven liggen in de zandbanken op de oever. Dit maakt dat de populatie schildpadden weinig kansen krijgt om aan te groeien, en dus zwaar achteruit gaat.
Na de boottocht zijn we nog een kleine jungletocht gaan maken in de buurt. We zagen weer een koppeltje goudmanteltamarins (Saguinus tripartitus), en even verderop passeerde boven ons een groep bruine wolapen (Lagothrix poeppigii) !
Om af te sluiten bleven we een hele tijd zitten op een zandbank op de oever van de Tiputini, met als resultaat dat we enkele roodsnaveltoekans (Ramphastos tucanus) prachtig konden zien overvliegen. Het leukste was toch het groepje doodshoofdaapjes (Saimiri sciureus) dat recht tegenover ons aan de overkant van de rivier op zoek was naar eten. Tijdens die zoektocht maakten ze enorme sprongen van de ene boomkruin naar de andere. Hoeveel dieren het precies waren was moeilijk te zien, maar groepen kunnen erg groot zijn, soms zelfs tot een honderdtal dieren!
Ondertussen was het al donker geworden en ineens leek het in de jungle alsof we omringd waren door heel kleine flikkerlichtjes. Deze lichtjes bleken het hele kleine mugjes te zijn, die afwisselend oplichtten en terug uitdoofden. Geweldig om te zien.
Toen we bijna terug aan het YRS waren, moesten we over een boomstam stappen, en net op tijd zag ik dat achter de stam een slang zat, die hevig naar ons uithaalde! Gelukkig hadden we de slang tijdig ontdekt, want het ging om een giftige, vaak zelfs dodelijk giftige nachtactieve lanspuntslang (Bothrops atrox)! Deze slang staat niet enkel om zijn gif bekend, maar ook omwille van zijn relatief grote prooien. Ooit is een lanspuntslang gevonden die een hagedis aan het verorberen was met een gewicht van maar liefst 156% van het gewicht van de slang zelf!
19 augustus – Reuzenotters
’s Morgens om half 6, nog in het donker, zijn we vertrokken naar een lagune in de jungle. Doel van de ochtend was het spotten van reuzenotters (Pteronura brasiliensis). Volgens medewerkers van het YRS zouden die soms te zien zijn in de lagune, en aangezien dit een spectaculaire soort was die hoog op ons verlanglijstje stond, wilden we zeker een poging wagen ze te zien. Reuzenotters zijn de grootste otters ter wereld, en kunnen tot bijna 2m lang worden. Ze leven voornamelijk van vis, maar jagen ook op zoetwaterkrabben, schildpadden, slangen en zelfs kleine kaaimannen.
Na een halfuurtje wandelen kwamen we aan de lagune waar we ons op de oever, een beetje verscholen tussen de begroeiing, neerzetten. Al gauw werden we bedolven onder de muggen, dus spoten we een stevige portie DEET op ons en kon het wachten beginnen. We zagen verschillende prachtige vogels, maar er waren nog geen otters te bespeuren. Wel zagen we ineens enkele grijskleurige zwaluwen over het water vliegen, die in de buurt van een dode uit het water stekende boomstronk landden. Zo leek het toch. Maar toen Brecht dichterbij ging kijken bleken het echter geen zwaluwen, maar enkele kleine langneusvleermuisjes (Rhynchonycteris naso) te zijn die onder de stronk waren gaan hangen! We zagen ook een perfect gecamoufleerde hagedis, de Anolis chrysolepis zitten, die helemaal opging in de afgevallen dorre bladeren.
Na een goed uur zonder otters gingen we op een andere plaats langs de lagune zitten, en zagen we plots 3 hoatzins (Opisthocomus hoazin) langs de oever zitten! Hele bijzondere, maar wel prachtige vogels!
Nog geen 2 minuten later zagen we ineens twee kopjes uit het water steken aan de overkant van de lagune, en het bleken reuzenotters te zijn die langzaam voorbijzwommen! Prachtig natuurlijk, maar het beste moest nog komen. Toen de otters op een 30-tal meter van ons weggezwommen waren, keerden ze ineens terug, kwamen er 2 otters bij, en zwommen ze allevier naar ons toe. En ze bleven maar dichter komen tot ze op minder dan 5m (!) van ons rechtop uit het water gingen staan. De dieren begonnen te roepen terwijl ze hun tanden lieten zien. Het was duidelijk dat ze wilden tonen dat de lagune hún territorium was, Brecht en ik waren de indringers!
Reuzenotters zijn namelijk erg territoriale dieren die leven in een familiegroep. Soms durven ze zelfs vechten met andere otterfamilies om hun territorium te verdedigen. Ondertussen bleven Brecht en ik muisstil zitten en probeerden we alles zo goed mogelijk te filmen. Dit hielden ze enkele minuten vol, waarna ze omkeerden en op hun gemak terug wegzwommen. Een geweldige waarneming van één van de grootste roofdieren van het regenwoud, die we ook mooi in beeld gekregen hebben.
Tijdens het terugwandelen zagen we nog een nieuwe apensoort: een koppeltje White-browed titi monkeys (Callicebus discolor).
Net als de meeste andere dagen hadden we vandaag weinig regen gehad, dus leek het ideaal om een nachtje door te brengen in de 30m hoge uitkijktoren waar we enkele dagen geleden geweest waren. Brecht en ik zijn in de vroege avond al een deel van het materiaal (slaapzak, matras, muskietennet) gaan brengen dat we met behulp van touwen naar boven konden trekken.
Op de trailcam die we toen gingen controleren hadden we moor-agoeti (Dasyprocta fuliginosa), een knaagdier dat vooral leeft van afgevallen noten en fruit.
Na het avondeten ben ik alleen vertrokken voor een half uur durend tochtje door het donkere regenwoud. Wel akelig, helemaal alleen in de jungle in het donker, maar het had ook wel iets natuurlijk … Boven in de toren heb ik dan een soort van tentje gemaakt met een muskietennet om onder mijn matrasje te leggen. Overal rondom mij waren geluiden te horen van cicaden, en aan de hemel waren duizenden sterren (ook vallende … ) te zien. De melkweg was hier, op een plek met totaal geen lichtvervuiling, goed te bekijken.
Heel in de verte waren constant lichtflitsen te zien van zware onweders kilometers veraf. Regen heb ik ’s nachts gelukkig niet gehad, en tegen zonsopgang werd ik wakker en had ik met de opkomende zon een fantastisch zicht over het uitgestrekte regenwoud.
20 augustus – Op pad met Kai
Veel tijd om te genieten van het zicht vanuit de uitkijktoren was er niet, want om half 8 vertrokken Brecht en ik al met Kai, een Waoroni, naar de overkant van de rivier waar veel minder wordt gejaagd. David zette ons af aan een plek waar naar olie geboord wordt, en via een gat in de omheining rondom de installatie konden we starten aan onze jungletocht. Al heel snel hoorden we enkele geluiden vanuit de boomkruinen, en na wat zoeken konden we onze eerste witvoorhoofdcapucijnaap (Cebus albifrons) spotten, een soort die hoog op ons verlanglijstje stond. Ook enkele doodshoofdaapjes (Saimiri sciureus) zaten hier te foerageren, en overal rondom ons hoorden we de hoge geluidjes van deze kleine aapjes. Iets verderop merkte Kai plots geritsel in de struiken op, en konden we nog net een rood spieshert (Mazama americana) zien wegvluchten.
We zagen ook nog een bruine wolaap (Lagothrix poeppigii) die langzaam door de boomtoppen wandelde. Andere zoogdieren hebben we niet meer gezien, maar toch was het leuk om eens de andere kant van de rivier te kunnen bekijken. We hebben Kai ook nog geholpen met het zoeken naar rood/zwart gekleurde zaden van de Ormosia coccinea die ze gebruiken om juwelen te maken. Kai was ook gefascineerd door de foto’s die Brecht maakte, en hij kon het maar niet vatten dat een kikkertje van een halve centimeter groot op het schermpje van het fototoestel ineens tien keer groter werd. Grappig, maar het toont wel aan dat de Waoroni nog altijd in een totaal andere wereld leven als wij, ook al leven ze niet meer permanent in de bossen zoals vroeger.
Op het einde van de tocht kwamen we nog langs een gigantisch mierennest van leafcutter ants. Deze mieren bijten kleine stukjes van bladeren af te bijten brengen ze in een lange colonne naar hun nest. Deze stukjes blad gebruiken ze om een schimmeltuin aan te leggen, en met die schimmel worden de jonge mieren grootgebracht. In het grote nest zijn op verschillende plaatsen verluchtingsgaten te zien die dienen om de warmte geproduceerd door zoveel duizenden mieren af te voeren. De nesten vormen de grootste levensgemeenschappen van dieren ter wereld! Ook leuk was een grote gouden zijdespin (Nephila clavipes), die gigantische webben kan maken. De zijden draden zijn enorm sterk en worden door het menselijk immuunsysteem niet afgestoten. Daarom wordt de spin soms zelfs bij wetenschappelijke experimenten gebruikt. Terug aan het olieontginningsbedrijf zagen we een zwarte caracara (Daptrius ater) met zijn opvallende oranje kop van een net gevangen prooi eten.
Na een lange dag in de jungle kwam David ons terug oppikken met de auto. Te voet terug gaan zou niet alleen te lang duren, maar bovendien was het zaterdag, en elke zaterdag is het markt in het nabijgelegen dorpje. Traditie is dan dat de mannen zich dan volledig vergrijpen aan de alcohol, en dan kan het op de weg nogal gevaarlijk zijn. Zo moest David een tijdje geleden terugdraaien met de auto, omdat een naakte Waoroni met een speer stond te zwaaien. Het zou wel een mooi fotomoment zijn natuurlijk, maar niet om te voet in het donker tegen te komen. De auto dan maar …
’s Avonds, na het eten, zijn we nog naar het laboratorium van het centrum gegaan. Een van de wetenschappers had een jonge tuinboa (Corallus hortulanus) gevangen. Een prachtig beest waarvan we mooie foto’s hebben kunnen maken, als afsluiter van weeral een leuke dag.
21 augustus – Lagune
In de hoop onze ontmoeting met de reuzenotters van enkele dagen geleden nog eens over te doen, trokken Brecht en ik ’s morgens terug naar de lagune. Dit keer echter met minder geluk, geen reuzenotters, maar toch hadden we enkele andere leuke waarnemingen. Gedurende een half uur zweefden boven ons vier zwaluwstaartwouwen (Elanoides forficatus). Met hun diepgevorkte staart en zwart/witte ondervleugels zonder twijfel een van de mooiste roofvogels die ik ooit gezien heb. Heel even kwam nog een zwarte gier (Coragyps atratus) zich mengen tussen de wouwen. Vlak voor ons kwam een amazone-ijsvogel (Chloroceryle amazone) zitten, een soort die sprekend lijkt op de groene ijsvogel (Chloroceryle americana) die we al eerder zagen, alleen is deze laatste een stuk kleiner en heeft witte stipjes op de groene vleugels. Zoals altijd zaten er weer enkele kleine kiskadies (Philohydor lictor), vliegenvangers, te wachten op voorbijvliegende insecten.
Een andere opvallende vogel die we zagen was de witstaarttrogon (Trogon viridis), met een prachtige gele buik, blauwgrijze keel en borst en kleine snavel aangepast aan zijn frugivoor dieet. De geelsnavelglansvogel (Galbula albirostris) hadden we al een paar keer gezien, maar nu zagen we zijn grotere broer, de grote glansvogel (Jacamerops aureus). Ook weer enkele zoals altijd spectaculair gekleurde tanagers: de groengouden tanager (Tangara schrankii) en de zwartmaskerpitpit (Dacnis lineata).
Na onze jungletocht heb ik wat geluilekkerd in een hangmat, terwijl Brecht op zoek ging naar nog meer kikkers en insecten om te fotograferen.
’s Avonds zijn we met de Amerikaanse doctoraatsstudent naar een nabijgelegen moeras geweest om daar de makiboomkikker (Phyllomedusa vaillanti) te zoeken. Lang moesten we niet zoeken, want toevallig kroop er eentje de weg over toen we richting het moeras wandelden! Zoals tijdens alle nachtelijke tochten zagen we weer een pauraque (Nyctidromus albicollis). Erg veel water stond er niet aan het moeras door de droogte van de laatste dagen, maar elk plasje dat er wél was, krioelde van het leven: kleine en grotere visjes, kikkervisjes, zoetwatergarnalen, … overal bewoog wel iets. Zelf ging ik op zoek naar boompythons, maar heb er spijtig genoeg geen gevonden. Wel vonden we nog enkele boom- en gifkikkertjes. Tijdens onze zoektocht hoorden we de donder langzaamaan dichterbij komen, zodat we na een uurtje terugkeerden naar het centrum. Net toen we gingen slapen, begon het te regenen.
22 augustus – Laatste dag in Yasuni
Vandaag was onze laatste dag in het regenwoud, dus wilden we nog eens alles uit de kast halen om zoveel mogelijk soorten te zien.
De lagune is altijd mooi, dus trokken we voor een allerlaatste keer naar daar. Onmiddellijk lieten enkele hoatzins (Opisthocomus hoazin) zich mooi bekijken, en vlogen ara’s schreeuwend over de lagune. De hoatzins zijn echt speciale vogels. De jongen kunnen pas na 70 dagen vliegen, en om toch te ontsnappen aan roofdieren, zoals slangen, apen en roofvogels, hebben ze kleine klauwtjes aan de vleugeluiteinden ontwikkeld om in de takken te klimmen bij een ontsnappingspoging. Komt een roofdier toch te dichtbij, dan laten ze zich gewoon in het water vallen en zwemmen ze weg. Hoatzins zijn trouwens echte bladeters, maar omdat bladeren moeilijk te verteren zijn hebben ze een extra grote krop vol bacteriën die hen helpen alles te verteren. Deze bacteriën krijgen de jonge vogels van hun ouders over wanneer ze met opgebraakt voedsel gevoed worden.
De mooiste waarneming was echter een roodborstheremietkolibrie (Glaucis hirsuta). Meestal hoor je ze door hun gezoem aanvliegen om dan in een flits voorbij te schieten, maar het viel ons op dat er eentje telkens terugkeerde naar de onderkant van een palmblad enkele meters van ons vandaan. Ons een weg banend door de lianen en struiken konden we dichterbij komen, en daar zag Brecht dat de kolibrie een nestje aan het bouwen was! Het komvormig nestje, waar de kolibrie net inpaste, hing onderaan het palmblad en was gemaakt van kleine twijgjes. Nu was het wel mogelijk om enkele foto’s en een filmpje te maken van dit prachtig, maar superklein vogeltje.
Wat we ook héél veel hebben gezien (en gevoeld), waren de mieren. Overal kropen ze rond: onze rugzak, jas, armen en fototoestellen waren bijna volledig bedekt met een laagje mieren, die ook nog eens stevig konden bijten.
Namiddag zijn we langs de weg gaan wandelen. We konden nu heel goed de dubbelbandarassari (Pteroglossus pluricinctus) en de roodkeelarassari (Pteroglossus azara) vergelijken. Er sprongen ook twee goudmanteltamarins (Saguinus tripartitus) weg, en in een boom zagen we heel mooi een blauwkeelgoean (Pipile pipile). Tijdens onze terugtocht kon Brecht nog een zwartkeelspecht (Camphephilus melanoleucos) fotograferen.
’s Avonds hebben we op ons gemak onze valiezen gemaakt, want morgenvroeg is het tijd om te vertrekken en om te beginnen aan het tweede deel van onze expeditie. Onze week in het Yasuni National Park was fantastisch. We hebben veel gezien, veel geleerd en veel beleefd.
Vanaf morgen zitten we in het hooggebergte, een totaal andere omgeving, maar hopelijk even boeiend en indrukwekkend!
Projecten
Doorheen het jaar proberen we geregeld kleine filmpjes te maken, maar vaak hebben we daarnaast een wat groter doorlopend project. Ontdek ze hieronder (in opbouw)...
Dieren in Nesten: Operatie Lynx
Op zoek naar de lynx in België!
Expeditie Ecuador
Expeditie doorheen de Ecuadoriaanse jungle en Andes
Expeditie Solala
Op zoek naar de Nechisar-nachtzwaluw in Ethiopië
Dieren in Nesten: Wat zit er in mijn hof?
Mysteries oplossen
Dassenfilm
Het leven van de das in de Voerstreek
Dieren in Nesten: Nightshift
Het verborgen nachtleven van inheemse zoogdieren filmen
Beverfilm
Bevers in de Belgische Ardennen
Dieren in Nesten: De Big 5 van Europa
Op zoek naar de meest spectaculaire Europese dieren

Steun Wild Things!
Help ons onze inheemse natuur beter en meer in beeld te brengen. Steun Wild Things!