Everzwijnen (Sus scrofa)
Everzwijnen zijn de bulldozers van onze natuur. In familiegroepen van verschillende vrouwtjes met jongen van allerhande leeftijden, de zogenaamde ‘rotte’, of als eenzaam mannetje trekken ze doorheen onze bossen. Hoewel everzwijnen ondertussen op heel wat plaatsen voorkomen, zijn ze niet zo simpel om te zien. Wandelaars krijgen in het beste geval vaak een in paniek wegspurtend zwijn te zien. Hun sporen daarentegen zijn erg duidelijk en indrukwekkend. Maar het zijn diezelfde sporen die hen niet altijd even geliefd maken. Everzwijnen, dieren met heel wat voor- en nadelen, maar jammer genoeg ook heel wat vooroordelen…
Hoe leeft een everzwijn?
Wanneer je een groep everzwijnen tegenkomt, gaat het meestal om enkele vrouwtjes met hun jongen. Het zijn namelijk enkel de vrouwtjes die sociaal zijn, mannetjes leven allen.
Een groep everzwijnen wordt een rotte genoemd, en afhankelijk van de hoeveelheid voedsel hebben ze meer of minder ruimte nodig. Is er veel voedsel te vinden, dan heeft elke rotte niet zo heel veel ruimte nodig, en kunnen er natuurlijk ook meer families voorkomen. Is er weinig voedsel te vinden, dan heeft elke familie meer ruimte nodig om doorheen het jaar voldoende voedsel te vinden. Zo kan de grootte van een gebied variëren tussen enkele vierkante kilometers, of enkele tientallen vierkante kilometers.
Voortplanting bij everzwijnen
Een rotte everzwijnen, gefilmd in de Ardennen. Het is bronst, op seconde 25 zie je de beer.
De bronst
Mannetjes, beren, leven meestal alleen. Enkel in de bronstperiode rond de herfst sluiten mannen tijdelijk aan bij een groep vrouwtjes. Opgelet, want de herfst mag dan wel de piek vormen in de voortplantingsperiode, maar eigenlijk kunnen er heel het jaar door paringen plaatsvinden en kunnen er dus heel het jaar jongen geboren worden.
De bronstperiode gaat niet altijd zonder slag of stoot. Beren zijn concurrenten van mekaar, en wanneer meerdere mannetjes toegang willen krijgen tot een groep vrouwtjes kan het er stevig aan toe gaan. Bovendien kunnen ze met hun slagtanden ernstige verwondingen veroorzaken. Om die schade toch wat te beperken krijgen de beren een dikke laag kraakbeen en vet op hun borstkas en flanken die als schokdemper dient wanneer de dieren elkaar aanvallen en op elkaar inbeuken.
Jongen worden geboren
Vanaf het moment dat een vrouwtje 30kg weegt, kan ze in principe zelf jongen krijgen. In gebieden met veel voedsel is dit wat vroeger, en gebieden met weinig voedsel duurt het wat langer eer ze aan dit gewicht komen. Na de paring zijn de vrouwtjes ongeveer 120 dagen (3 3 3 – 3 maanden, 3 weken en 3 dagen) zwanger, vooraleer de 6-10 jongen geboren worden. De meeste geboortes vallen in maart. Everzwijnenjongen hebben een typisch gestreept patroon en worden daarom ook weleens de pyjamakes genoemd. Een meer gebruikte naam is frishling. Hun strepen- en vlekkenpatroon imiteert de door de bladeren dringende zonnestralen op de bosbodem en vormt de perfecte camouflage. Heel wat andere evenhoevigen, zoals bijna alle hertensoorten, hebben een gelijkaardig getekende vacht.
Vlak voor de geboorte trekt de toekomstige moeder zich terug uit de groep en maakt een nest. Zo een nest wordt een ketel genoemd, en is een ondiepe kuil tussen de bladeren of wat uitgegraven in de aarde. Na de bevalling blijft de moeder hier 1-2 weken, vooraleer ze zich terug aansluit bij de groep.
Opgroeien
Meestal blijven de vrouwtjes in de rotte waar ze geboren zijn. Wordt de groep echter te groot, dan kan de groep opsplitsen. De mannen vertrekken in hun 2de levensjaar en leven vanaf dan alleen.
Mannetjeseverzwijnen (beren) leven meestal alleen. Dit is een van de eerste beelden die gemaakt werden van een everzwijnenman in Limburg. We hingen hiervoor een trailcam op in het Munsterbos in Bilzen.
Zoelen – vuil maken om proper te worden
iedereen kent wel de beelden van everzwijnen of varkens die zich hevig wentelen in een modderbad. Leuk om te zien, maar de dieren doen dit niet voor hun plezier. Er zijn twee belangrijke redenen waarom everzwijnen dit doen.
Parasieten
Everzwijn zijn zoogdieren, en zoogdieren hebben een vacht. In die vacht leven vaak parasieten: teken, vlooien of luizen zijn kleine bloedzuigertjes die een everzwijn wel wat last kunnen bezorgen. Om van die vervelende beestjes af te raken, rollen zwijnen zich in de modder. Na hun bad begint de modder op te drogen en aan te koeken, waardoor de parasieten als het ware ingebakken zitten in de modder. Is alles opgedroogd, dan schuurt het everzwijn de modder af tegen een boomstam of grote steen, en met de modder verdwijnen de parasieten. Zo een schuurboom kan je soms terugvinden in de buurt van een zoelplaats.
Na een modderbad schuren everzwijnen de modder af tegen een boom of dikke steen. Die schuurbomen kan je soms terugvinden in de buurt van de zoelplaats. Beelden zijn gefilmd in de Ardennen.
Lichaam afkoelen
Wanneer wij (of sommige andere dieren) het te warm hebben, dan beginnen we te zweten. Vocht dat verdampt koelt namelijk het lichaam af. Everzwijnen hebben echter geen zweetklieren, maar hun dikke vetlaag zorgt er wel voor dat ze het snel te warm kunnen krijgen. Niet over-verhit raken is een tweede belangrijke reden waarom everzwijnen een modderbad nemen. Een plons in het water zou al goed afkoelen, maar eenmaal het water is verdampt, is het afkoelend effect gedaan. Maar vochtige modder die tegen een zwijnenhuid kleeft, verdampt niet zo snel, waardoor het afkoelend effect veel langer blijft duren. Het kan de lichaamstemperatuur van een zwijn zelfs met 2°C doen dalen, wat een efficiëntere manier is om af te koelen dan gewoon zweten!
Veel of weinig everzwijnen?
Hoe groot een populatie everzwijnen is, hangt samen met 2 heel belangrijke pijlers. Enerzijds de mastjaren, anderzijds de strengheid van de winter.
Mastjaren
Eiken-, beuken- of kastanjebomen dragen elk jaar wel zaden, elk jaar vallen er wel eikels of beukennootjes van de bomen. Maar eens in de paar jaar dragen deze bomen extreem veel zaden, en zo een jaar wordt een mastjaar genoemd. Bij eiken is dit bijvoorbeeld eens in de 9 jaar, bij beuken om de 4 à 5 jaar. Het is in die jaren dat bomen het meeste kans hebben om zich voort te planten, in andere jaren worden de meeste zaden door dieren opgegeten. Het al of niet voorkomen van een mastjaar hangt samen met de weersomstandigheden, maar de verandering van het klimaat zorgt ervoor dat er steeds vaker mastjaren voorkomen.
Tijdens die jaren kunnen veel meer jonge zwijnen een dikke vetvoorraad aanleggen om de winter door te komen, met als gevolg dat er daardoor meer everzwijnen kunnen overleven. De maaginhoud van everzwijnen bestaat in een mastjaar tussen oktober en februari voor maar liefst 70-80% uit zaden! Hoe meer mastjaren, hoe meer everzwijnen dus. In Polen en Duitsland is hier onderzoek naar gedaan, en de aan- of afwezigheid van een mastjaar is de belangrijkste factor die bepaalt hoe groot de populatie everzwijnen in een gebied is.
Misschien nog een leuk verhaaltje dat hiermee te maken heeft. Onrijpe, groene eikels bevatten heel veel looizuur of tannines. Die stofjes hechten zich vast aan eiwitten en ijzer in de darmen. In mastjaren, wanneer everzwijnen veel eikels eten bestaat het risico dat er daardoor een tekort aan eiwitten en ijzer ontstaat. Dit kunnen everzwijnen gaan compenseren door dierlijke eiwitten te zoeken. Insecten en insectenlarven zijn hier ideaal voor, en die zijn het makkelijkst te vinden onder het gras. Het is daarom dat een mastjaar soms kan zorgen voor wat extra gewroet in de tuinen…
Strengheid van de winter
Naast het almaar meer voorkomen van mastjaren, heeft de verandering van het klimaat nog een ander belangrijk gevolg ten voordele van everzwijnen: de winters zijn veel minder hard en er valt minder sneeuw. Dit maakt het voor jongen veel makkelijker om te overleven. Er wordt veel minder energie verspild met het zoeken naar voedsel. Bovendien kunnen jonge everzwijnen hun lichaamstemperatuur nog niet zo goed constant houden, waardoor koude temperaturen een risico op onderkoeling inhouden. Een dik pak sneeuw zorgt er dan weer voor dat everzwijnen veel moeilijker kunnen achterhalen waar precies voedsel te vinden is. Dus, bij zachtere winters overleven meer jongen, wat logischerwijs resulteert in meer everzwijnen…
Het is duidelijk dat het klimaat dus eigenlijk de belangrijkste factor is die bepaalt hoeveel everzwijnen ergens voorkomen.
En hoe zit dat dan met roofdieren? Wel, die spelen ook een rol, maar die rol is lang niet zo groot als bovenstaande punten.
Roofdieren
Een vos of oehoe durft bij ons af en toe eens een jonge frishling te pakken, maar erg vaak gebeurt dit niet. Sinds kort echter, hebben we in Limburg terug wolven, en die hebben een grotere invloed op everzwijnen!
Ongeveer over heel Europa is de top 3 van het voedsel van wolven gelijkaardig. Steevast staat ree als lievelingsprooi op nummer 1, en op 2 en 3 staan everzwijnen en edelherten. Komen er ergens meer everzwijnen voor, dan staan zij op 2, op plekken waar wat meer edelherten voorkomen, staan edelherten dan weer op de tweede plaats. Bij ons in Vlaanderen leven amper edelherten, dus die prooisoort val hier wel weg. In de uitwerpselen van de Limburgse wolven worden bijvoorbeeld geregeld everzwijnenharen teruggevonden.
Wolven zullen zelden of nooit een volwassen mannetjeseverzwijn pakken, maar halfwas dieren, ongeveer 2 jaar oud, zijn favoriet.
Ecologie van de angst…
Het effectieve opeten van everzwijnen door wolven heeft maar een kleine invloed op het aantal everzwijnen in het gebied. Iets meer invloed heeft de zogenaamde ‘ecologie van de angst’. Dit wil zeggen dat alleen nog maar door aanwezig te zijn (los van het opeten van hun prooi), hebben wolven een invloed op het aantal prooidieren dat er ergens voorkomt. Als er geen wolven of andere grotere roofdieren zijn, kunnen prooidieren als everzwijnen of reeën ongestoord hun gang gaan tijdens het zoeken naar voedsel, zowel in bos als op open terrein. Duiken er echter roofdieren op, dan is het gedaan met het relaxte leven en moeten everzwijnen veel meer op hun hoede zijn. Maar elke minuut die everzwijnen spenderen aan het oplettend rondkijken, zijn ze natuurlijk niet aan het eten… Dit maakt dat iets zwakkere dieren die in een gebied zonder roofdieren misschien niet wél de winter zouden overleven, nu net niet overleven omdat er veel tijd gaat naar het afspeuren van de omgeving.
Boswachters op het militair domein in Limburg waar wolven August en Noëlla leven, zagen voor de komst van de wolf vaak groepen everzwijnen langzaam de open heideterreinen oversteken. Nu wandelen ze die niet meer over, maar spurten ze het open terrein over…
Een roedel wolven maakt jacht op een moedereverzwijn met jongen. Dit tafereel konden we filmen in Oost-Duitsland. De jongen zijn in het filmpje niet te zien, maar in het begin van de week waren er 8 jongen, tegen het einde van de week nog maar 5…
Everzwijnen en hun voeding – opportunistische omnivoren
Everzwijnen zijn opportunistische omnivoren. Dit wil zeggen dat ze zo ongeveer alles eten wanneer de kans zich voordoet. Ruim 90% van hun dieet bestaat uit plantaardig materiaal. We vertelden al hoe belangrijk dat eikels, beukennootjes of kastanjes waren, maar ook boomwortels, gevallen fruit of landbouwgewassen als maïs worden graag en veel gegeten. Dit laatste, maïs, is trouwens ook nog een van de redenen van de opgang van everzwijnen. Het landbouwoppervlak bezaaid met maïs is enorm toegenomen, en een maïsakker is een gedekte tafel voor een familie everzwijnen! Boeren zijn hier natuurlijk niet zo blij mee…
Everzwijnen doen een dood ree in een mum van tijd verdwijnen… Gefilmd in de Belgische Ardennen.
10% van het dieet van everzwijnen is dierlijk materiaal. Dit zijn bijvoorbeeld regenwormen, emelten (larven van langpootmuggen) of engerlingen (keverlarven). Die bevinden zich vaak onder het aardoppervlak, en het is om die reden dat everzwijnen de erg bekende en gevreesde wroetsporen maken: ze weten heel goed dat net onder het gras vaak sappige larven te vinden zijn! Als ze een nestje tegenkomen met eieren of jonge vogels spelen ze dit ook naar binnen, en ook dode dieren werken ze in een mum van tijd weg.
Wat en hoe everzwijnen precies eten, hangt van de omstandigheden af. In de winter is er bovengronds weinig voedsel te vinden, dus dan zoeken ze meer onder de grond naar voedsel. Ligt er veel sneeuw, dan is het weer moeilijker om onder de grond iets te vinden. In de lente komen de scheuten tevoorschijn, en dan profiteren ze daarvan. Fruit is er dan weer voornamelijk in de zomer, dus in die periode kunnen ze zich daar tegoed aan doen.
De snuit van een everzwijn…
Om aan die lekkere en proteïnerijke keverlarven te raken, wroeten everzwijnen de aarde om. Hiervoor hebben ze het perfecte werktuig: hun gevoelige snuit waarmee ze perfect kunnen ruiken, maar die eveneens een stevige kraakbeenschijf bevat waarmee ze grote stukken aarde kunnen omploegen. Het zijn die opvallende sporen die vaak als eerste de aanwezigheid van everzwijnen verraden.
Wroetende everzwijnen, gefilmd in een wildpark (Molenheide, Houthalen). Let vooral op de beweeglijkheid van de snuit.
Everzwijnen, nuttige dieren!
Dynamiek in een bos is altijd belangrijk, en dat everzwijnen met hun gewroet voor dynamiek zorgen, is wel duidelijk. Everzwijnen zijn daarom echte ecosysteem-ingenieurs die met hun gewroet om voedsel of het creëren van poelen na het nemen van modderbaden, een behoorlijke invloed kunnen hebben op het landschap. De reden waarom everzwijnen vaak niet zo geliefd zijn, is dus tegelijkertijd de reden waarom everzwijnen een belangrijke functie hebben in bosgebieden.
Wroeten – goed voor ontkieming
In dichte bossen bereikt gemiddeld maar 10% van het zonlicht de bosbodem. De rest wordt tegengehouden door het bladerdek van bomen en struiken. In de bosbodem zitten talloze zaden die door het verminderde licht of de al aanwezige planten, vaak grassen, niet de kans krijgen om te ontkiemen. Door het gewroet worden de omstandigheden beter, en kunnen heel wat andere kruidensoorten wél beginnen te kiemen. Dit is dan weer goed voor insecten als vlinders, die vaak erg specifieke waardplanten nodig hebben om de rupsen te voeden. De aardbeivlinder, veldparelmoervlinder of bruin dikkopje zijn bijvoorbeeld vlindersoorten die profiteren van de sporen die everzwijnen achterlaten.
Het wroeten zorgt bovendien voor een ‘microhabitat’. Hier is het bijvoorbeeld net iets warmer want er is minder schaduw. Ideaal dus voor reptielen. Er is hier al heel wat onderzoek naar gedaan, en uit dit onderzoek blijkt dat uit grasstroken die geen bezoek krijgen van everzwijnen, vaak enkele soorten in grote hoeveelheid aanwezig zijn, terwijl stroken die wél omgewroet worden, méér soorten bevatten, met minder exemplaren van elke soort.
Onder de strooisellaag leven ook heel wat kleine insecten verborgen. Toen ik een tijdje geleden everzwijnen ging filmen, kwam ik op een plek waar everzwijnen die nacht in de strooisellaag hadden gewroet. Het was mooi om te zien hoe pimpel- en koolmezen, maar ook boomklevers en staartmezen zich tegoed deden aan de kleine beestjes die nog steeds rondkropen en –sprongen.
Zoelen – goed voor amfibieën en reptielen
In zoelplekken die continu gebruikt worden, kan natuurlijk niet veel leven ontstaan. Tijdelijke poelen die ontstaan door eenmalig, of sporadisch gebruik, bieden echter kansen aan heel wat waterdieren. In die poelen zit nog geen vis. Vissen zijn de grootste vijanden van amfibieën zoals kikkers en salamanders, die hier natuurlijk graag van profiteren. Zo is er bijvoorbeeld de geelbuikvuurpad (Bombina variegata) die echt gespecialiseerd is in tijdelijke poelen. Ook watersalamanders maken vaak gebruik van zoelplekken om hun eitjes in te leggen. Maar ook gewoon als drinkpoel, zeker in wat drogere gebieden, kunnen die zoelplekken een belangrijke rol spelen.
Aaseters aan een dood everzwijn. Met een trailcam gefilmd in de Ardennen.
Sterven – goed voor heel wat dieren
Het klinkt misschien banaal, maar kadavers van grote zoogdieren zijn erg belangrijk. Heel wat dieren profiteren hiervan. Van meesjes die de haren gebruiken om een nest mee te maken, tot natuurlijk de aaseters die gespecialiseerd zijn in het eten van dode dieren. ‘Dood doet leven’ is niet voor niks een bekende spreuk binnen natuurverenigingen! Enkele jaren geleden vonden we een aangereden everzwijn in de Ardennen. We verplaatsten dit enkele meters en zetten er een trailcam op. Op slechts enkele dagen tijd konden we toch een aantal mooie beelden maken.
Everzwijnen in Europa
Hoewel het opduiken van everzwijnen bij ons soms lijkt als een recent fenomeen, is het dat helemaal niet. Everzwijnen zijn inheemse dieren, ze horen echt in België thuis. Tot in de 18de eeuw was dat ook zo, maar door zware bejaging en verdwijnen van bosgebieden waren ze op heel wat plekken verdwenen, en in Vlaanderen vond je er zelfs geen meer.
Maar sinds de jaren ’60 zijn everzwijnen aan een comeback bezig over heel Europa. Oostenrijk, Spanje, Luxemburg, Frankrijk, België,… in bijna elk Europees land zijn wilde zwijnen sindsdien in aantal aan het toenemen. De reden van die comeback is een combinatie van factoren ten voordele van everzwijnen: minder roofdieren, meer voedsel beschikbaar door een toenemend oppervlakte aan maïsakkers, (illegale) introducties, de klimaatopwarming die zorgt voor minder strenge winters en meer mastjaren, een enorme plattelandsvlucht in Europa, waarbij inwoners van afgelegen plattelandsdorpen naar de grotere steden trekken en zo plaats maken voor wilde dieren,…
In Wallonië zijn everzwijnen al heel lang terug, en is hun aantal de laatste decennia sterk toegenomen. Dieren kennen geen grenzen, dus het was te verwachten dat everzwijnen vroeg of laat ook in Vlaanderen terug zouden opduiken.
Everzwijnen in Vlaanderen
In 2006 was het dan zover. De eerste everzwijnen doken op in Vlaanderen, en vanaf toen namen de waarnemingen elk jaar toe, voornamelijk in de provincie Limburg. Waar die dieren precies vandaan kwamen, was onduidelijk. Was dit een natuurlijke migratie? Of kloppen de geruchten van illegale vrijlatingen?
Het INBO, het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek deed een tijdje geleden een genetisch onderzoek op meer dan 800 in de loop der jaren geschoten everzwijnen. Uit de resultaten blijkt dat er in 2006 in Limburg 2 genetisch min of meer van mekaar gescheiden groepen everzwijnen opdoken. Omdat het genetisch materiaal van heel wat everzwijnpopulaties in Europa gekend is, kan je aan de hand van het DNA van een everzwijn vaak achterhalen vanuit welke regio het zwijn (of zijn voorouders) afkomstig is. Maar niet in dit geval! Beide groepen everzwijnen hadden een onbekende oorsprong. Dit kan twee zaken betekenen. Ofwel stammen de everzwijnen af van everzwijnen waarvan de onderzoekers geen vergelijkingsmateriaal hadden, ofwel werden de dieren (illegaal) geïntroduceerd. 100% zeker kan je hier natuurlijk niet van zijn, maar gezien er in die periode heel wat beelden opdoken van wandelaars of bosarbeiders die everzwijnen erg dicht konden benaderen en zelfs aaien, lijkt een illegale vrijlating de meest logische verklaring.
Grafiek uit het onderzoek van het INBO (Instituut voor Natuur en Bosonderzoek) – Analysing the recolonisation of a highly fragmented landscape by wild boar using a landscape genetic approach
Uit hetzelfde onderzoek blijkt ook dat er in 2015 een nieuwe ‘groep’ opdook. Van deze nieuwelingen bleek na genetisch onderzoek dat ze kwamen via dieren uit Nederland en Duitsland, een natuurlijke uitbreiding dus.
Concreet wil dit dus zeggen dat de everzwijnen die momenteel in Vlaanderen zitten, waarschijnlijk een combinatie zijn van illegale uitzettingen en natuurlijke uitbreidingen. Dit wil dus ook zeggen dat everzwijnen hier ook nu perfect thuishoren, en dat everzwijnen ook zonder die illegale uitzettingen tot bij ons zouden zijn geraakt, weliswaar met een aantal jaren vertraging.
Wie zet everzwijnen uit?
Naast de foto’s zijn er nog tal van andere aanwijzingen dat er bewust everzwijnen werden vrijgelaten. In 2013 ging ik zelf met het Natuurhulpcentrum 4 everzwijnen ophalen die door de brandweer in het centrum van Kruibeke werden gevangen. Het feit dat een dierenarts de dieren kon verdoven was al vreemd (wilde everzwijnen zijn extreem schuw…) maar sommige dieren hadden gaatjes in hun oren, waarschijnlijk afkomstig van oormerken die ze ooit droegen. Het mannetje had zelfs nog een stuk touw rond zijn poten. In het centrum van Lommel doken eind 2018 7 half-tamme everzwijnen op, en in 2017 beweerde een jager op Radio 2 dat collega-jagers everzwijnen hadden uitgezet. Dat die uitzettingen door jagers gebeurd zijn, lijkt ook wel de meest logische verklaring, aangezien zij het zijn die hier het meeste baat bij hebben. Hoedanook, totaal onverantwoord natuurlijk om halftamme everzwijnen zomaar vrij te laten.
Problemen met everzwijnen
Spijtig genoeg is niet iedereen zo blij met de komst van de zwijnen, en het klopt inderdaad dat everzwijnen soms voor problemen kunnen zorgen. Het verkeer bijvooorbeeld. Jaarlijks worden heel wat reeën aangereden (meer dan 100 moeten we er jaarlijks met het Natuurhulpcentrum gaan ophalen), maar bij reeën valt de schade mee. Een everzwijn is ongeveer een blok beton waar tegenaan gebotst wordt, en het gebeurt geregeld dat de auto na een botsing per total is!
Gelukkig worden er nu op gevaarlijke plekken wildrasters geplaatst. Deze voorkomen dat everzwijnen en andere grotere zoogdieren op de drukke baan terechtkomen. Ecoducten of – tunnels zorgen er vervolgens voor dat de dieren toch veilig aan de overkant raken.
Ook voor boeren of tuineigenaars kunnen zwijnen soms vervelend zijn. Niet leuk als je ’s morgens je gordijnen opendoet, en je tuin ziet eruit alsof hij volledig is omgespit…
Maïsakkers vormen een gedekte tafel, en je zou als everzwijn wel heel dom zijn om hier niét van te profiteren! Als bulldozers kunnen ze door de akkers trekken en een spoor van vernieling achterlaten. Dit is erg vervelend. Particuliere tuinen zijn meestal vrij makkelijk te beschermen. Een omheining van een halve meter hoog is meestal voldoende. Stroom gebruiken is nog beter, maar ik ken genoeg voorbeelden waarbij zelfs niet eens stroom werd gebruikt.
Lost de jacht de problemen op?
Er gaat geen week voorbij, of we horen het verslag van alweer een drijf- of drukjacht op everzwijnen. Soms met enkele tientallen geschoten zwijnen als resultaat, maar véél vaker is de buit pover, en poseren de jagers fier met 4 of 5 kadavers voor hun voeten. Of dit zin heeft of niet, daar heb ik mijn twijfels over. Ik heb vooral de indruk dat er op deze manier wordt getoond ‘dat er iets gedaan wordt’, terwijl het resultaat uiteindelijk niet veel oplevert. Maar dat er een gigantische verstoring wordt veroorzaakt in die gebieden is wel duidelijk. Dat is trouwens ook de definitie van een drijfjacht: alle dieren zo hard mogelijk opjagen om ze dan te kunnen schieten. Wat ook duidelijk is, is dat landbouwers of particuliere personen die geluisterd hebben naar natuurverenigingen en een omheining hebben geplaatst bijna allemaal geholpen zijn, en dat degene die erop rekent dat die jachtpartijen ‘het wel zullen oplossen’, zich laten vangen en met de miserie blijven zitten. Dit heeft voor alle duidelijkheid niets te maken met voor of tegen everzwijnen zijn, of voor of tegen de jacht. Dit zijn gewoon de vaststellingen.
Everzwijnen zijn dieren die hier thuishoren, zijn helemaal terug, en zullen waarschijnlijk niet meer verdwijnen. Dit wil inderdaad zeggen dat we ons hier en daar moeten aanpassen. Soms kost dit veel moeite, meestal valt het allemaal nog wel goed mee, en is er enkel wat goede wil nodig.
De rode lijn vormt de grens tussen een bosgebied met everzwijnen en een tuinwijk te Hasselt, Limburg.
Zijn everzwijnen gevaarlijk?
‘Ben je niet bang van everzwijnen als je ’s nachts in het bos dieren filmt’? Die vraag krijg ik ongeveer bij elke wandeling die ik gids in gebieden waar everzwijnen voorkomen. Logisch dat die vraag er komt, want over everzwijnen doen er heel wat wilde verhalen de ronde. Moeder-everzwijnen met jongen zouden wandelaars de bomen injagen, en kinderen zijn niet meer veilig als ze alleen door het bos wandelen. Héél erg jammer, want hoewel everzwijnen vervelend kunnen zijn als je als boer je akker omgeploegd ziet, verdienen ze de reputatie gevaarlijk te zijn absoluut niet. Op weinig plekken in Europa leven bijvoorbeeld zoveel everzwijnen in de Ardennen. Net in dezelfde gebieden als waar duizenden wandelaars rondlopen (mét en zonder hond), honderden scoutsgroepen nachtelijke droppings houden en elke nacht kampeerders hun tenten opslaan.
De meeste mensen zien zelfs niet eens een everzwijn, en degene die ze zien, zien ze meestal opgeschrikt de veiligheid van het dichte struikgewas opzoeken. En er gebeuren niet zelden ongevallen, er gebeuren nóóit ongevallen. Dat alleen al is het beste bewijs dat everzwijnen niet gevaarlijk zijn. Everzwijnen zijn extreem schuw, zelfs moeders met jongen.
Een everzwijn voert een kleine schijnaanval uit op een edelhert, maar deze laatste is niet onder de indruk… Onder andere die schijnaanvallen die ze soms ook naar mensen uitvoeren, geven everzwijnen een reputatie van gevaarlijk te zijn. In realiteit zijn everzwijnen echter zeer schuwe dieren.
Een aangeschoten everzwijn valt fietser aan – uitzonderlijk gedrag in een uitzonderlijke situatie…
Maar die wilde verhalen hebben natuurlijk wel ergens hun oorsprong. Everzwijnen voeren in zeldzame gevallen zogenaamde schijnaanvallen uit. Dit wil zeggen dat ze opgeschrikt worden, en naar de verstoorder (bv een wandelaar) toelopen. De wandelaar vlucht, krijgt de indruk dat hij wordt aangevallen, en het verhaal van gevaarlijke zwijnen wordt geboren. Maar dit zijn slechts schijnaanvallen. Als je gewoon blijft staan, zal je merken dat het zwijn op 20-30m van je stopt, wat gromt terug wegloopt, weer terugkomt, nog wat meer gromt, en uiteindelijk definitief terug het bos in loopt. Een schijnaanval dus, echte aanvallen gebeuren niet.
Toch hoor je in extreme situaties dat er toch eens een everzwijn aanvalt.
In juli 2017 werd op korte tijd 3 keer iemand aangevallen door een everzwijn in Beringen. Heel raar, en het bleken uiteindelijk ook uit een kwekerij ontsnapte dieren te zijn die geen schrik hadden van mensen. In februari 2019 werd dan weer een fietser aangevallen in Bokrijk (Genk). Ook heel bizar, en diezelfde dag nog kwam uit dat het ging om een everzwijn dat eerder op de dag was geschoten. Het dier was slecht geraakt en zwaar gekwetst, maar leefde nog en werd al uren achternagezeten door trackers en honden. Bijna altijd wanneer er zich toch een échte aanval voordoet, is de oorzaak te vinden in een bijzondere onnatuurlijke situatie. Maar zelfs dit gebeurt maar extreem zelden, ondanks de grote aantallen everzwijnen in ons land. En op basis van die gevallen zeggen dat everzwijnen gevaarlijk zijn, is natuurlijk onlogisch.
Ziektes – Afrikaanse varkenspest
Sinds september 2018 is België niet meer vrij van Afrikaanse varkenspest. Deze voor mensen ongevaarlijke, maar voor varkens – en dus ook everzwijnen – zeer besmettelijke en dodelijke ziekte dook toen voor het eerst op in het zuiden van de provincie Luxemburg. Het uitbreken van deze ziekte binnen de varkenshouderij zou een (economische) catastrofe zijn, vandaar dat in een gigantische zone in het zuiden van ons land een besmette zone (zone I) en een bufferzone (zone II) werden afgebakend waarbinnen zeer strikte maatregelen worden genomen om een verdere uitbreiding van de ziekte te voorkomen. Tot en met 2 maart 2020 werden in totaal 4897 dode everzwijnen getest op AVP, en 832 dieren bleken positief. Gelukkig werd geen enkel dier buiten de afgebakende zone gevonden. Het laatste verse slachtoffer slachtoffer werd op 11 augustus 2019 positief getest. Na deze datum werden nog wel 5 andere dieren positief getest, de laatste op 21 februari 2020 , maar dit waren testen op beenderen van dieren die al lange tijd dood waren. Een land wordt aanzien als ‘Afrikaanse varkenspest-vrij’ als er gedurende een jaar geen slachtoffers meer gevallen zijn.
Passieve dierenziektebewaking
De overheid (het FAVV, Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en het ANB, Agentschap voor Natuur en Bos) houden via een monitoringsprogramma in de gaten welke ziektes er heersen onder de wilde dieren. Dit doen ze door bijvoorbeeld jachtslachtoffers te onderzoeken, maar ook door ‘verdacht gestorven’ dieren te laten ophalen en te onderzoeken. Dit ophalen wordt gedaan door de VOC’s, de Vlaamse Opvangcentra voor vogels en wilde dieren. In elke provincie is een VOC hier verantwoordelijk voor. In Limburg zijn we dit met het Natuurhulpcentrum. Een verdacht dier is een dier dat geen jachtslachtoffer is (want dan weet je de doodsoorzaak), en dat verder dan 10m van een weg ligt, want dichter dan 10m is zo goed als zeker een verkeersslachtoffer. De soorten die opgehaald moeten worden zijn voornamelijk soorten die een invloed kunnen hebben op landbouwvee (ree, vos, everzwijn). Door de aanwezigheid van varkenspest in het zuiden van ons land zijn de maatregelen voor het ophalen van everzwijnen extra streng: mondmaskers, speciale pakken, 3 paar handschoenen, een remork voor het transport in dikke plastic zakken,… zijn allemaal nodig om zonder risico verdachte exemplaren te vervoeren van de vindplaats naar een speciaal opvangdepot.
Voordracht over everzwijnen
Everzwijnen blijven erg controversiële dieren die tot de verbeelding spreken. Daarom ontwikkelden we een toffe voordracht (2 x 45min) om in woord en (film-)beeld het volledige verhaal over everzwijnen te vertellen. Meer info vind je hier.